Onafhankelijkheid

‘Schijn bedriegt, maar dat geldt niet voor bestuurders en toezichthouders.’

Een bestuurder van een culturele instelling verstrekte liefst 29 keer een betaalde opdracht aan het bureau van zijn levenspartner. Een paar maal was dat formeel via de Raad van Toezicht verlopen, het merendeel van de opdrachten had de bestuurder evenwel op eigen initiatief verstrekt. Ook bij eerdere organisaties waar deze bestuurder aan het roer stond, had hij op vergelijkbare wijze gehandeld. Bovendien had een van de leden van de Raad van Toezicht zelf een opdracht van deze organisatie aanvaard.

Een commissie onderzocht of de handelswijze van bestuurder en toezichthouder in één specifiek geval conform de Governance Code Cultuur was. Handelden de Raad van Toezicht en de bestuurder onafhankelijk genoeg of was er sprake van belangenverstrengeling?

Onafhankelijkheid heeft meerdere kanten. Feitelijke onafhankelijkheid betreft het belangeloos  toezien op de onderneming c.q. de wijze waarop belangenverstrengeling of -tegenstelling wordt vermeden. Bestuurders en toezichthouders leven in een glazen huis. Het is derhalve verstandig rekening te houden met het feit dat de schijn van belangenverstrengeling net zulke consequenties kan hebben als feitelijk aangetoonde afhankelijkheid. Waakzaamheid bij het aangaan van verbindingen – hoe zal de buitenwereld reageren als deze verbinding publiekelijk bekend wordt? – is dus geboden. Het lijkt er niet op dat de bestuurder en het lid van de Raad van Toezicht van onderhavige instelling zich deze vraag hebben gesteld, nu de schijn van belangenverstrengeling zo duidelijk is gewekt.

Maar onafhankelijkheid is ook een persoonlijkheidskenmerk. In welke mate heeft iemand een eigen kijk op de zaken? In hoeverre stelt iemand zich eigenstandig op? Neemt iemand eigen standpunten in? Onafhankelijkheid heeft ook alles te maken met een kritische en non-conformistische houding, met het zich niet laten leiden door de gangbare opinie van een raad of een bestuur. Een onafhankelijke commissaris zal indien nodig dan ook tegen de stroom inzwemmen en zijn eigen mening doorzetten, ook als die mening principieel afwijkt. De gang van zaken bij deze culturele instelling noopt tot vragen over de onafhankelijkheid van deze raad. Is men te ver meegegaan met de bestuurder? Was de cultuur zodanig dat er (te) weinig weerwoord gegeven werd tegen zijn inbreng?

De governance-spelregels zijn al langere tijd veranderd. Het is niet meer van deze tijd dat voor een verkregen dienst wordt bedankt met een wederdienst, of dat opdrachten vooral aan bekenden worden gegund. De commissie was daar bij haar uitspraak zeer expliciet in: óók in de culturele sector is onafhankelijkheid essentieel.

drs Puck Dinjens
Governance in Balans